Relativeren/smeermiddel
“En dus ging mondkapje met een mandje gebakken vleermuis naar haar zieke grootmoeder…” Een van de jongeren van mijn jeugdgroep kijkt me aan met een blik van ik-vind-dit-leuk-jij-ook? en zegt dan: “Chinees sprookje”. Ik doe mijn best niet voor de bijl te gaan, maar mijn humorhormonen winnen het van mijn ‘dit-kan-toch-niet’ dogmatisch denken. Al lachend zie ik de rest van de groep ook lachen. Verwonderd realiseer ik me dat we door iets wat eigenlijk niet kan - we wél weer een stapje hebben gezet op het pad van relationeel-jeugdwerk-met-groepsbinding.
Confronteren
En het ging toch al zo lekker vandaag. We hadden mijn schoonouders – zussen en -broers over de vloer. Schoon volk zou je denken, maar niets bleek minder waar. Aan tafel vraagt mijn schoonzus haar zesjarige dochtertje: "Wil jij bidden voor het eten?" Het meisje antwoordt: "ik weet niet wat ik moet zeggen mama!" Mijn schoonzus – vermoedelijk in de hoop een vrome beurt te slaan- zegt: "Zeg maar gewoon iets wat je mama hebt horen zeggen." Daarop boog het meisje devoot haar hoofd en zei: "O God, waarom ga ik toch steeds weer naar die familiefeesten?"
Vermaak/ontspanning
Met moeite breng ik mijn hoofd weer terug bij de jeugdgroep waar ik op dit moment present voor hoor te zijn. De ‘sprookjesgrap’ heeft een stortvloed aan andere lolligheden losgemaakt en de sfeer zit er goed in. Zo weten de tieners mij te melden dat iets groens wat door de kerk vliegt een heilig boontje is en nog meer humoristisch-heden die de toets der plaatsing door de hoofdredacteur van dit blad niet hebben doorstaan. En ik leerde dat in chocolade weinig vitaminen zitten, daarom moet je er ook veel van eten.
Spanning breken
De chaos aankijkende dacht ik: er lijkt een soort tweedeling in het jeugdwerk te zijn. Of we doen serieus, of het moet lollig zijn. Maar voor mijn ogen zie ik de mix van die twee heel goed werken. Jongeren zijn op zoek naar antwoorden, naar houvast. Ze zoeken naar hoe je Christen bent anno nu. Maar ook bij hen kan de boog niet altijd gespannen zijn. Ook zij zoeken relativering en vermaak. Ook bij hen moet er soms een spiegel worden voorgehouden. Het zijn soms net mensen… Adam vroeg vast ook aan Eva: "Ben je verliefd op mij?" En dan zal zij iets gezegd hebben als: "Ja, op wie anders?"
Nodig
Geloven is niet alleen zwaar. Natuurlijk is het leven met wisselende regelmaat pittig, maar ook daarin kan humor een rol spelen.
“Ik heb geen humor” zeggen mensen wel is. Dat geloof ik niet. Iedereen heeft wel iets grappigs in zich. Probeer je een grap te maken die niet aanslaat is de kans groot dat het een grap van een ander is. Of dat je doel was om grappig te zijn. Door schade en schande heb ik geleerd dat je ook in humor echt jezelf moet blijven. En: grappen alleen werken als je er een ander doel mee hebt dan grappig zijn. Kijk maar eens naar de tussenkopjes van dit artikel, dat kunnen zomaar je doelen zijn. En lukt het dan nog niet: zoek dan iets op van een ander. Op internet is alles te kust en te keur te vinden aan grapjurken en onderwerpen. Maar gebruik het. God is leuk, zijn volgelingen mogen dat ook zijn.
Omgeving
Terug naar de chaos voor mijn neus. Terwijl de snedige opmerkingen in het rond vliegen realiseer ik me dat ik blij mag zijn dat ze grappen maken met mij in de buurt. Niet om mij, maar om de veiligheid die er blijkbaar is. “Veiligheid moet je creëren zodat ze zich durven te uiten” vertellen volwassen jeugdwerkers aan elkaar. Absoluut waar, maar meestal doelen we dan op de serieuze geloofs- of levensvragen van tieners. Hoe vaak laten we de schuine en over-het-randje grappen van onze tieners daar ook onder vallen?
Wat is de overeenkomst tussen tieners die met z’n vieren over de volledige breedte van het fietspad gaan zodat jij er niet langs kan en een tienergrap-die-niet-kan? Ze komen beiden uit een puberbrein. En puberbreinen zijn nog niet goed in gevolgen overzien. Niet op fietspaden en niet in humor.
Contact/kennis
En toen kwam er uit de diepere lagen van mijn brein het idee zelf nog een grap te vertellen. Ik had mezelf als doelstelling gesteld dat die grap ook leerzaam zou zijn. En tot mijn verbazing hoorde ik mezelf zeggen: “ik weet nog een grap van Herman Finkers: ‘Waar zorgzaamheid en liefde is, daar is God. Of met andere woorden: “Hebt elkander lief, gelijk Ivo Niehe zichzelf.”’ Niemand lachte. Er viel er een veelzeggende diepe stilte. “Gelukkig” dacht ik. “Ze weten niet meer wie Ivo Niehe is…”
Jenne Minnema